Stilte
Een doffe klap op de grond als gevolg van een botsing van metaal op laminaat. Een verre van gladgestreken hand vond zijn weg naar beneden. De vingers hadden duidelijk moeite zich om de lepel vast te slaan. Het lukte. Het metaal maakte zich weer los van het laminaat en de stilte was terug. Een tiental seconden later klonk gekras: wrijving van plastic over laminaat. Twee wieltjes sneden krassen in de vloer en een oud, versleten lichaam stond op. Langzaam maar zeker bewogen twee zwarte sloffen vooruit. Toen ze de kast hadden bereikt, reikte dezelfde hand als daarnet naar boven. De hand kon zijn doel niet bereiken: de knop van de radio bleef onaangetast en de voeten bewogen zich weer tragisch terug. Net toen ze de stoel weer hadden bereikt, klonk het indringende geluid van de vaste telefoon. Het lichaam beefde kort, geschrokken door het plotselinge gerinkel dat liet merken hoe stil het eigenlijk was. De zwarte sloffen hadden moeite zich opnieuw om te draaien, maar schuifelend vonden ze hun weg naar de rode, afgetrapte zetel. Net toen de hand de hoorn wilde pakken, hield het gering op. De voeten bleven stilstaan. Vermoeid, uitgeput. De versleten knieën bogen zich nu en gaven het lichaam rust. Het achterwerk plofte neer, waardoor de vertrouwde sigarettenwalm omhoog stoof. De telefoon klonk opnieuw. De hand pakte de hoorn op en bracht die naar boven. Hevig trillend vergezelde de hoorn nu het slechthorende oor. Nog vóór de stembanden de stilte konden doorbreken, klonk aan de andere kant van de lijn een opgewekte, extra luid sprekende stem.
'Pa! Ik maakte me al zorgen. Je spreek met Cat, je wist toch dat ik zou bellen? Het is niet iedere dag Kerstmis. Luister eens. Patrick en ik wilden je even laten weten dat -'. De stem werd onderbroken. Luid gejoel klonk door de hoorn en een tweede stem pakte de aandacht van de beller af. Op de achtergrond klonk: 'Cat, wie bel je? Moet dat nu? Het eten staat te verbranden. Ruik je dat niet? Regel dat even, wil je. Ik ben bezi-. Jonas! Kappen! Laat elkaar los. Kom op, nou. Cat, alsjeblieft!' De hulpbehoevende stem stierf weg en de aandacht voor de telefoon was terug. 'Pap, sorry. Ik moet even iets regelen. Ik bel je zo terug, goed? Take care.' Gepiep. Verbinding verbroken. De hand bracht de hoorn terug naar beneden en liet hem zakken op de daarvoor bestemde plek.
De bezoeker
Hij zat stil en staarde voor zich uit. Na het telefoontje was hij opgestaan en opnieuw naar de tafel gesloft. Hij had zijn bord met het nog onaangetaste eten gepakt, dat met trillende handen ondersteund en vervolgens meegenomen naar de zetel. Hij was gaan zitten en had zijn bord op de leuning gezet. Nu zat hij daar. In zijn ooghoek zag hij wat lichtjes flikkeren. Zijn ogen konden niet goed tegen het licht en zijn oren konden de stilte niet meer verdragen. Hij sloot zijn ogen en merkte op hoe zijn gedachten werden gevuld met lichte, muzikale klanken. In het zwart van zijn oogleden zag hij zichzelf opdoemen: een klein jochie, geld verdienend op straat. De mondharmonica die hij van zijn opa had gekregen, lag in zijn handen en zorgde voor een scala aan geluid dat er zonder hem niet was geweest. Het versleten, zwarte randje op het goud, had er altijd voor gezorgd dat hij zijn mondharmonica kon onderscheiden van die van anderen. Mensen die hem passeerden waren vriendelijk en namen stuk voor stuk hun hoofddeksels voor hem af. Sommigen gaven hem een paar centen. Ze bedankten hem, de sfeermaker in deze donkere dagen van Kerstmis. Monica, zijn vrouw, had het erfstuk altijd voor hem bewaard. Na haar dood had hij het echter niet meer in handen gehad. Hij had geen idee waar het was.
Hij opende zijn ogen weer. De herinneringen brachten verdriet met zich mee. Plots knepen de handen, die in hun leven zoveel muziek hadden gemaakt, van schrik kort in de leuningen. Een krakend, piepend geluid in de gang was daar de oorzaak voor geweest. De vochtige ogen volgden pijlsnel hun weg naar de gesloten tussendeur. Zijn hart klopte snel, hevig. De deur ging langzaam open en in het donker van de kamer doemde een figuur op. De man trilde en voelde hoe het dichterbij kwam en op hem neerkeek. De warme hand van de vreemdeling kneep zacht in zijn schouders. Daarna knielde hij neer, en met zorg verwisselde hij de versleten sloffen voor nieuwe, warme sneeuwschoenen. Hoewel de oude man in eerste instantie geschrokken was, voelde hij zich rustig worden. De figuur glimlachte. Hij pakte de rimpelige hand en voelde hoe die direct stopte met trillen. Daarna boog hij zich voorover en vroeg fluisterend of de oude man met hem mee ging. Tegelijk stonden ze op. Zonder dat er verder nog een woord gewisseld werd, verlieten ze de woning. De oude man stelde geen vragen, maar liep achter de schim aan en liet het tergende zwijgen achter zich. De voordeur viel in het slot en samen liepen ze de vele trappen af. Hoewel er in de gezamenlijke hal normaal gesproken altijd iemand op wacht zat, was er nu niemand aanwezig. Wel stond er een felgekleurde, prachtige kerstboom in de grote hal. De man kon niet anders meer dan glimlachen. Hij had geen idee waar ze naar op weg waren, maar hij voelde zich veilig. Ze verlieten het gebouw en betraden de sneeuw. Het witte landschap was nog vlak en onbetreden. De figuur pakte opnieuw de hand van de man, glimlachte liefdevol en wees een tiental meter verder naar een roodachtige gloed voor hen. Een nieuwe, nog onbekende stem klonk nu: ‘Kom maar zitten. Ik heb op je gewacht.’ Een bebaarde man met een duif op zijn schouder stapte vanachter het vuur naar hem toe. Hij pakte een rooster van boven de vlammen, nam het gegaarde voedsel er vanaf en bood dat aan. De duif vloog op de oude man af en ging bij hem zitten. In de verte was enkel het gerinkel van een vaste telefoon te horen, maar verder was het stil. Vredig stil.
Ontdekking
Het was gestopt met sneeuwen. Ze parkeerde haar auto op de parkeerplaats en stapte uit. De autodeur sloot zichzelf en ze richtte haar blik omhoog naar het derde raam van de zevende verdieping. De gordijnen waren nog dicht. Met een zucht stapte ze vooruit, maar dat ging lastig: haar hakken bewogen zich stroef door de nog gladgestreken sneeuw. Strompelend betrad ze het gebouw, waar ze zich verwonderde over de stilte. Het was de ochtend van 26 december, maar er was niemand te zien. Bovendien was haast nergens aan te merken dat het Kerstmis was. De enige versiering was een klein, miezerig boompje in de hal. Ze wachtte op de lift en stapte naar binnen. Terwijl de lift zich naar boven bewoog, bekeek ze zichzelf in de spiegel. Ze had donkere kringen onder haar ogen door het gebrek aan slaap van vannacht. Lange tijd had ze op de rand van haar bed gezeten. Patrick had meerdere malen geprobeerd haar rustig te krijgen, maar het was hem niet gelukt. Ze maakte zich zorgen om haar vader, die gisteravond de telefoon niet meer had beantwoord. Met Patrick had ze dat niet hoeven delen. Hij vond dat ze zich zorgen maakte om niets en zei steeds dat haar vader vast vredig lag te slapen. Ze stapte uit de lift en zocht naar nummer 86. Ze stak de sleutel in het slot en duwde de voordeur open. Vrijwel direct werd ze bedwelmd door een penetrante geur. ‘Pa?' Voetje voor voetje schuifelde ze naar binnen. Ze verloor haar evenwicht, maar ving zichzelf op tegen de muur. Haar hand landde op glas dat van de muur kletterde. Het brak. Ze knipte het licht aan, hurkte en pakte het even in haar handen. Het was een glasplaatje geweest, bedrukt met een foto van haar. Ze richtte haar vochtig wordende blik omhoog en keek om zich heen. De tussendeur stond op een kier. Ze stond op en duwde de deur verder open. Het was benauwend duister in de kamer, maar in de hoek scheen wat licht. Ze zag hoe een klein, scheef boompje de kamer nog een klein beetje sfeer probeerde te geven, maar de lampjes waren lelijk en onhandig in de boom gedrapeerd. Direct daarnaast lag een kartonnen doosje met haakjes, en in de open lade schitterden kerstballen. Antieke kerstballen. Ze herkende ze van vroeger, van toen haar oma nog leefde. Altijd, als het klokslag acht uur was op kerstavond, dan gingen ze naar opa en oma. Oma had dan uitgebreid gekookt en de zusjes mochten de boom versieren. Ondertussen speelde haar vader dan op zijn mondharmonica. Práchtig vond ze dat. Ze zou dat instrument overal herkennen, door het unieke, versleten randje, maar ze had het in geen jaren meer gezien. Ze vroeg zich af of haar vader het nog wel eens gebruikt had sinds de dood van haar moeder.
Ze wendde haar hoofd en begreep waar de stank vandaan kwam. In de zetel zat haar vader. Op zijn gezicht stond een kleine glimlach, maar daaronder lag verdriet. Zijn schoot was bedekt met een flinke hoop puree. Een bord stond scheef op de leuning, waardoor een straal jus in de stof was ingedroogd. Ze stapte vooruit en schrok van het plotselinge gekraak aan haar voeten. Op de grond lag een verpakking van het kerstdiner: kant en klare stamppot. Ze pakte het bord en de verpakking op en strompelde naar het kleine keukentje. Toen ze alles op het aanrecht wilde leggen, werd ze afgeleid door de aanblik van de magnetron: het deurtje stond open en een kwakje puree dat op de warmhoudplaat lag, deed vermoeden dat geprobeerd was het eten warm te maken. De loshangende stekker verraadde echter dat dat niet was gelukt. Ze slaakte een zucht, liet de spullen met een klap op het aanrecht vallen en liep terug naar de zetel. Ze schoof het krukje aan en ging tegenover haar vader zitten. Door haar hand op de zijne te leggen, voelde ze hoe koud die was, en haar hart bevroor.
Kerst bevroor.
Reactie plaatsen
Reacties