‘Het is alweer een jaar geleden dat ik hier voor het eerst bleef slapen’, zeg ik. Een kop thee houdt mijn handen liefdevol warm. ‘Ik had de datum niet onthouden, hoor. Ik kwam er gewoon toevallig achter’. Mijn vriend stopt me een versgebakken, warme kruidnoot toe en grijnst. ‘Dat was wat’, zegt hij. Ik zit op de hoek van de bank en heb mijn schoonfamilie perfect in zicht. Het licht van de lampen geeft de woonkamer sfeer. All you need is love is net onderbroken door reclame, dus het is weer toegestaan om te praten. ‘Een jaar alweer, sjonge’, reageert mijn schoonmoeder. Er verschijnt een grijns op mijn gezicht als ik zeg: ‘Overzomerd en overwinterd, is dat even fijn’.
Op de dag dat ik ze voor het eerst zou ontmoeten, was ik ’s ochtends zenuwachtig in de trein gestapt. Mijn kersverse vriend had trappelend op het station staan wachten. Het was de 7e dag van onze relatie en de spannendste dag was aangebroken. Hij had me de weg gewezen naar de auto. Eenmaal aangekomen bij het huis, was ik mijn vriend gevolgd naar binnen. ‘Pa’, had hij geroepen. ‘Roos is er’. Uit de werkkamer had een enthousiast gebrom geklonken: ‘Kom eraan’. Bovenaan de trap had ik verschillende voeten snel over de vloer heen en weer horen bewegen. Ik had meerdere koude rillingen door mijn lijf heen voelen gaan en was de trap opgeklommen. Hoe hoger ik was gekomen, hoe zwaarder het had geleken. De deur van de woonkamer was opengegaan, waardoor ik zijn moeder in de keuken had zien staan. ‘Hallo’, had ze gezegd. ‘En dan nú de officiële kennismaking’.
Ik had ze al eens eerder gezien. Snel, vluchtig, aan het einde van de tweede date. Mijn vriend was ‘iets vergeten’ en had dat op moeten halen. En zo was ik op de tweede date al bij mijn schoonfamilie over de vloer gekomen. Het was meegevallen, ze waren best aardig overgekomen. Maar heel eerlijk, een goede indruk was dat niet geweest. Ik wist op dat moment nog niet eens wat ik wilde, of ik een relatie wel zag zitten. De zenuwen zaten er dus nog steeds. En zo kwamen we op het moment van de officiële kennismaking. ‘Ga lekker zitten’, had zijn moeder gezegd. ‘Ik heb rumtaart, maar dat is niet elke zaterdag zo, hoor.’ De deur was opengegaan en de rest was binnengekomen. Handen schudden, voorstellen en gaan zitten: Het ‘beruchte kennismaken’ was begonnen.
Een complimentie voor hen, want ze gaven best een goede indruk. Alle familieverhalen werden gedeeld en er werd continu gevraagd of ik nog wat wilde drinken. Ik werd ontvangen als familie en ik kreeg nog net niet het babyplakboek van mijn vriend onder mijn neus geschoven. We zaten voor de formele sfeer aan de tafel, en tussen de hapjes rumtaart door moest ik antwoorden geven op alle vragen die gesteld werden. Ze lieten merken dat ik mezelf kon zijn, en dat ik de ruimte kreeg om mijn plekje te vinden. Ik was enigszins overdonderd: schoonfamilies, dat zijn toch de bron van alle kwaad? In de tijd die daarentegen volgde, leerde ik hen steeds beter kennen. De liefde die ik bij mijn vriend ervaar, ervaar ik ook in deze familie. Van de bron van alle kwaad is absoluut geen sprake..
Sinds die dag heb ik dus al een flink aantal weekenden met hen doorgebracht. Mijn schoonmoeder, die echt allesbehalve voldoet aan het maatschappelijke plaatje van een heks, heeft mij regelmatig de volgende vraag gesteld: ‘Wat een huishouden, hè. Word je hier af en toe niet helemaal gek?’ Op een gegeven moment kon ik niets méér antwoorden dan een luide húlghhh, dus inmiddels stelt zij die vraag niet meer. Blijkbaar is het hen nu wel duidelijk: deze schoonfamilie? It’s mine, en daar ben ik dankbaar voor. Nog een paar dagen tot de mooiste tijd van het jaar weer voor de deur staat. Misschien dat ik dit jaar wat van mijn kerstgekte naar hen over heb kunnen brengen en zitten we over 50 dagen in lelijke kersttruien rond de kerstboom. Maar zelfs als dat niet zo is, zul je mij daar niet over horen. Ik heb namelijk een hele lieve cleanfamily, dat is al geluksgevoel genoeg.
All you need is love is weer begonnen. Ik trek het dekentje verder over me heen en geniet van het feit dat ik hier iedere keer weer mag zijn. Dat ik alle drie mijn zwagerties kan pesten, en daarmee soort van de broertjes heb die ik zelf nooit kreeg. Dat ik zo’n lieve vriend heb en zijn familie er zomaar bij heb gekregen. ‘Sorry Roos, de gember is op’, hoor ik vanuit de keuken. ‘Maar morgen hebben we rumtaart, ter ere van dit jaar’.
Reactie plaatsen
Reacties